Jacqueline Cramer: ‘Circulaire economie vraagt om netwerksturing’

19-01-2022

In de regio Amsterdam zijn goede resultaten geboekt met grondstoffentransities. Wat kunnen volgens Jacqueline Cramer andere regio’s, zoals ENZuid voor Zuid-Nederland, daarvan opsteken?

Als iemand het nodige afweet van circulaire economie en de grondstoffentransitie, is het wel Jacqueline Cramer, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 2007-2010 en hoogleraar duurzame innovatie aan de Universiteit Utrecht. Cramer, tegenwoordig lid van de Amsterdam Economic Board (AMEC Board) en voorzitter van de Raad van Toezicht van Holland Circular Hotspot, stond aan de wieg van de circulaire economie beweging in Nederland.

Bij de AMEC Board was Cramer in de afgelopen zeven jaar naast bestuurder ook als ‘transitiemakelaar’ actief in het transitieprogramma circulaire economie in de regio Amsterdam. In het vorig jaar verschenen boek ’De kracht van netwerksturing; Tien Bouwstenen voor een Slimme, Groene en Gezonde Metropool Amsterdam’ zet Cramer de lessen uiteen uit die ervaringen. Daarnaast legt ze uit hoe netwerksturing kan helpen bij de implementatie van grootschalige transitie-initiatieven. 

Maar daar is het volgens Cramer niet bij gebleven. Het boek bleek zelfs internationaal een gevoelige snaar te raken. “De positieve ontvangst van de Engelstalige versie ‘How Network Government Powers the Circular Economy’ in het buitenland leidde tot een vervolg: ‘How to govern Circular Economy: An International Comparison’. Het boek wordt op 17 januari 2022 gepresenteerd ter gelegenheid van World Expo Day in Dubai.”

Even terug naar het begin. Waar komt uw betrokkenheid met circulaire economie vandaan? 

“Ik ben persoonlijk al een langere tijd bezig geweest met de vraag: hoe breng je transities van het ene naar het andere systeem tot stand? Zoals de transitie van een lineaire naar een circulaire economie? Voor alle duidelijkheid: het gaat daarbij nadrukkelijk niet om veranderingen binnen één bedrijf, maar om het samenstel van verschillende partijen in het gehele systeem.

Als minister heb ik zelf ervaren dat je als overheid weliswaar kunt sturen op de te behalen doelen en de inzet van beleidsinstrumenten, maar dat je bij de uitvoering de samenwerking nodig hebt van allerlei partijen. Zo’n samenwerking gaat echter niet vanzelf. Die moet je organiseren. Als je dat doelgericht doet, kun je in de praktijk een hoop realiseren. 

Na mijn ministerschap heb ik mij dan ook vooral gericht op het regisseren van zulke netwerken van (lokale) overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen tot en met maatschappelijke organisaties, en met name op het gebied van de circulaire economie. Dat is wat ik ‘netwerksturing’ noem.”

Hoe heeft u dat bij de Amsterdam Economic Board aangepakt?

“Bij AEB heb ik een circulaire economie programma opgezet rondom twee speerpunten. Ten eerste: de kringloopsluiting, dat wil zeggen hoogwaardige recycling en producthergebruik van 9 geprioriteerde grondstofstromen, variërend van matrassen, luiers en biomassa tot circulair bouw- en sloopmateriaal. En ten tweede: het stimuleren van de markt voor circulaire producten via circulaire inkoop door overheden, bedrijven en kennisinstellingen. Daarnaast zijn er op 22 andere grondstofstromen circulaire initiatieven opgezet en zijn inmiddels ruim 40 organisaties actief aan de slag met circulair inkopen.”

Kunt u daar concrete voorbeelden van noemen? En hoe dat proces is verlopen? 

“Voor elk circulair initiatief hebben we eerst via marktconsultatie de meest kansrijke innovatie geselecteerd. Met de desbetreffende ondernemer is vervolgens besproken hóe de innovatie een succesvolle business case kon worden, en welke hulp daarvoor benodigd is van andere partijen. Vervolgens werden deze partijen en de initiatiefnemer door de Board tot een consortium gesmeed: de zogenaamde ‘coalition of the willing’. Die zorgde uiteindelijk samen voor een vernieuwing in de markt. 

Die aanpak is overal toepasbaar. Tegelijkertijd blijft ieder initiatief maatwerk. Om matrassen te kunnen recyclen in plaats van – zoals nu vaak gebeurt – te verbranden, moest er bijvoorbeeld extra geld gemobiliseerd worden. Daarvoor hebben we met marktpartijen en overheden een vrijwillige ‘Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid’ opgezet. 

En voor hoogwaardige recycling van bermgras hebben we de businesscase rond gekregen door een consortium te vormen van een recyclingbedrijf met aanbieders van voldoende volume bermgras. Daar bovenop hebben we geholpen om een hoogwaardige afzetmarkt te vinden voor isolatiemateriaal en chemische basisstoffen.

Ook zijn we momenteel bezig om van alle textiel-initiatieven in de Amsterdamse regio een regionale Circular Textile Valley op te zetten.”

In uw boek heeft u aan de hand van alle bij de AMEC Board opgedane ervaringen 10 ‘leidende principes’ voor een effectieve samenwerking geformuleerd. Het klinkt een beetje als de Tien Geboden voor de grondstoffentransitie. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?

“Het boek biedt een leidraad voor het orkestreren van een ketentransitie in 10 lessen.

1) Zorg voor een coalition of the willing: partijen die zich gezamenlijk willen inzetten voor verandering.

2) Besef dat de transitie verloopt in verschillende, cyclische fasen: in één keer een volledig circulaire keten realiseren, is niet realistisch.

3) Het veranderingsproces is min of meer hetzelfde, maar de plek, tijd en de mensen zijn steeds anders. Het vereist, kortom, maatwerk.

4) Het gaat niet om een project met zeer vastomlijnde stappen en procedures, maar om een proces. Het einddoel is duidelijk maar de weg erheen niet.

5) Context is belangrijk. Kijk goed met experts die vooroplopen naar interessante, maar ook kansrijke initiatieven. Toon ambitie!

6) Ook in termen van context: kijk wat er nodig is om een circulair initiatief te laten vliegen. Automatische reactie is vaak: het lukt niet, de overheid moet eerst de wetgeving aanpassen. Kijk welke voorwaarden met voorrang vervuld moeten worden, en concentreer je daarop.

7) Definieer wie de sleutelfiguren zijn die je moet hebben.

8) Realiseer dat circulaire initiatieven vaak om andere businessmodellen vragen.

9) Wijs een transitiemakelaar aan om de processen te leiden: een neutrale persoon met voldoende autoriteit. En mandaat!

10) Zorg tenslotte dat iedereen aan de slag gaat, en dat mensen elkaar kunnen aanspreken op hun eigen rol en verantwoordelijkheid.

Deze werkwijze is niet alleen op regionaal niveau toepasbaar, maar geldt ook voor de aanpak van landelijke circulaire initiatieven. Een mooi voorbeeld daarvan is het initiatief in het kader van het Beton Akkoord.” 

In hoeverre kunnen andere regio’s, zoals ENZuid, hun voordeel doen met die inzichten om grote ketentransities van de grond te krijgen? Zo ligt in het boek veel nadruk op het belang van netwerksturing. 

“De inzichten uit het boek lenen zich uitstekend voor andere regio’s en sectoren.

Het gaat er in alle gevallen om: hoe identificeer je de koplopers en hoe krijg je die in de markt? Vervolgens moet je de route uitzetten, afspraken vastleggen en zorgen dat het juiste consortium commitment toont. Al met al is het best een delicaat proces. Vandaar dat de rol van ‘transitiemakelaar’, iemand die het netwerk stuurt, zo belangrijk is. 

Bij netwerksturing gaat het om een formele, georkestreerde sturing. Netwerken wordt vaak gezien als iets informeels, het wordt soms wel verward met een beetje kletsen. Maar er is niets vrijblijvends aan. 

De principes uit het boek kunnen regionaal, maar ook nationaal worden toegepast. Het boek bleek zelfs internationaal aan te slaan. Zo kwamen op internationale events allerlei mensen op mij af die vroegen: hoe kunnen wij die inzichten toepassen? Maar ik weet helemaal niets over de omstandigheden in jullie land, zei ik toen. 

Om toch aan die vraag tegemoet te komen ben ik onderzoek gaan doen naar 16 landen, uiteenlopend van Turkije, Finland, Italië en Polen tot Brazilië en Taiwan. Ik heb hen de vraag voorgelegd of zij complementair aan de traditionele overheidssturing het belang van netwerksturing inzien. Dat bleek het geval. Vervolgens heb ik onderzocht welke sociaal-culturele en politieke factoren bepalen of netwerksturing gemakkelijk is in te voeren. Op grond daarvan heb ik opnieuw tien lessen geformuleerd over hoe uiteenlopende landen circulaire economie van de grond kunnen krijgen. Die inzichten deel ik nu internationaal via Holland Circular Hotspot. Dat vind ik hoopgevend, want circulaire economie houdt niet op bij de grenzen.”

Dit artikel is gemaakt in samenwerking tussen ENZuid en Innovation Origins. Auteur: Erzsó Alföldy